Ik heb zoveel te delen. Zoveel te zeggen. Zoveel te voelen. En toch blijft het stil. Ik deel niets, zeg niets, maar voel heel veel… in mijn hoofd raast het alle kanten op. Ik denk, analyseer, ontleed en bouw weer op.
Het zou komkommertijd moeten zijn. Een tijd van rust, zon en reflectie. En toch draait mijn hoofd overuren. Steeds wanneer ik iets wil delen, gebeurt er weer iets dat me verward en raakt. Wat gebeurt er toch allemaal, ver weg en akelig dichtbij? Het lijkt of ergens een ontsteker is geactiveerd waarvan het draad in snel tempo door de wereld raast. Ik krijg mijn hoofd er niet omheen gewikkeld.
Dus ik leer, luister en ben stil…
Misschien als ik wat meer afstand neem, dan kan ik zien wat er werkelijk gebeurt. Maar de storm in me raast door en gaat naarstig op zoek naar handvatten. Handvatten van empathie, begrip, medemenselijkheid, erkenning en ja, ook inclusie. Handvatten waaraan ik me kan optrekken en zeggen: “Kijk, het lijkt alleen maar zo. Het is neergedaalde mist. Het is een storm in een glas water. Hou vol, het trekt op, ergens, uiteindelijk.”
Dus ik wacht leer, luister en ben stil.
En toch weet ik diep in me dat we samen meer nodig hebben. Ik ben ervan overtuigd dat we met elkaar in verbinding moeten blijven. Elkaar niet laten gebruiken en polariseren. Maar wat als het belang van verdeel en heers sterker is dan de kracht van het tegengewicht? Die gedachte beangstigt me. Dus blijf ik stil. Ik leer, luister en probeer te begrijpen wat er in de wereld gebeurt.
Ik ben op zoek en vraag mezelf af: welke rol neem jij in? In stilte fluistert er iets in me, het sluimert… Wat als ik? Wat als jij, jullie? Wat als wij? Wat als het ons allemaal niet meer lukt om de grote boog van verbinding vast te houden? Wat als ik, jij, wij ‘de ander’ worden?
Ik probeer het antwoord te vinden in de dagelijkse dingen. Ik tuur in de menigte op zoek naar verklaringen voor ons gedrag. Tijdens de boodschappen. In het knikje op straat en de vriendelijke glimlach van de onbekende. Maar ik moet eerlijk bekennen dat ik me nog nooit zo erg ‘de ander’ heb gevoeld.
Oké, en wat nu dan? Hoe gaan we verder vooruit? Ik weiger namelijk te geloven dat uitsluiting de norm gaat worden. Dat vrijheid iets wordt voor de elite en grootmachten.
Ik wil iets doen, dat mijn kleine stem ertoe doet, gehoord wordt, en dat de handreikingen die er worden gedaan met beide handen worden aangegrepen. Want dapper zijn, is juist in tijden van polarisering elkaar stevig vasthouden en niet loslaten.